Startnotitie
Alles leek er op te wijzen dat België na de verkiezingen van 2024 in een serieuze politieke en economische crisis zou terechtkomen. Een systeemcrisis die het voortbestaan van het land zelf in vraag zou stellen. De twee belangrijkste landsdelen keken geheel anders tegen de toekomst aan en een meerderheid onder de Franstaligen bleef diepgaande ingrepen om de situatie aan te pakken voor zich uit te schuiven – zo leek het. Hoe moesten de Vlamingen zich op die fundamentele crisis voorbereiden? Kon er een breed Vlaams netwerk opgezet worden, over de klassieke scheidingslijnen, om ons op een dergelijke crisis voor te bereiden? Welke contacten dienden wij in dit verband met Franstalig België in Wallonië en in Brussel aan te knopen? Dat waren de vragen die het Centrum Lieven Gevaert wilde aanpakken.
Na de landelijke verkiezingen, met de opzienbarende vooruitgang van de liberale MR, en het succes van de voormalige christendemocratische Les Engagés, leek het er even op dat ook Wallonië een politieke inhaalbeweging wilde maken, richting alvast van een serieuze sanering van zowel de federale als de Waalse en Franstalige begrotingen. Maar de eerste fase van de federale regeringsonderhandelingen, met N-VA-voorzitter Bart De Wever als formateur, liepen midden augustus vast. Het blijft uitkijken wat daarop het vervolg zal zijn, net zoals het onduidelijk blijft of de nieuwe Waalse en Franstalige regeringen er inderdaad in zullen slagen de tering meer op de nering af te stemmen. Bovendien blijft het onduidelijk of de N-VA haar voormalige gesprekspartners al een duidelijk communautair programma heeft voorgelegd, met een verregaande verdere overdracht van bevoegdheden van het federale naar het deelstatelijke niveau.
In de aanloop naar de Vlaamse, Belgische en Europese parlementsverkiezingen in mei 2024 bleek overduidelijk dat de federale, zgn. Vivaldi-regering, die overigens op haar Vlaamse flank met zowat 48% van de stemmen over geen parlementaire meerderheid beschikte, vleugellam was gebleken. Met moeite, en naar te vrezen tegen een hoge kostprijs, streefde de regering naar een akkoord met Engie over het behoud van een minimale kernenergieproductie. Alleen de deelstaat Vlaanderen leek nog in staat om de aangegane overheidsschulden onder controle te houden. De toestand op federaal vlak en bij Wallonië, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschap deed denken aan de Griekse toestanden ruim tien jaar geleden. Van enige ‘sense of urgency’ leek in Franstalig België amper sprake.
Geplande moderniseringen van het pensioenstelsel en van fiscaliteit kunnen nog altijd spaak op de ingebakken ideologische kloof tussen – hoofdzakelijk – Noord en Zuid. Het justitiesysteem blijft kraken. Het vertrouwen van de modale Vlaming in het politieke bestel wordt – op zijn zachtst gezegd – zwaar op de proef gesteld. Dat geldt overigens ook voor het Europese niveau en het Vlaamse wordt geacht onder zijn capaciteit te functioneren. Bij Jan Modaal in Vlaanderen slaat de vervreemding toe. Er is de oorlogsdreiging in het Oosten en de wijze waarop de EU de klimaatverandering poogt aan te pakken. De indruk heerst dat de federale overheid de controle kwijt is over de instroom van economische migranten en over een deel van jonge tweede- of derdegeneratie ‘nieuwe Belgen’. Politiediensten worstelen in sommige Brusselse buurten om de controle te behouden en Antwerpse wijken kreunen onder het geweld tussen cocaïne-benden.
Vivaldi
De traditionele partijen die de Vlaamse flank van Vivaldi uitmaakten, flirtten, met uitzondering van Vooruit, met de electorale 10% grens. Groen zit nog sterker in een dalende lijn – een positie die moeilijk los kan worden gezien van de aanslepende energiecrisis en de inflatie die de koopkracht van grote delen van de bevolking – ondanks de automatische indexering - aantast. Een deel van de groene aanhang lijkt niet te weerstaan aan de lokroep van de PvdA. In peilingen leek het Vlaams Belang het te halen op de N-VA, maar uiteindelijk bleef die laatste partij afgetekend de grootste in Vlaanderen.
Hoe dan ook blijft heel België ten prooi aan een serieuze crisis. Welke remedies kunnen daar overigens voor aangedragen worden? Franstalig België geeft de indruk opnieuw op communautair vlak demandeur de rien te zijn. Bij de beter geïnformeerde politici aldaar – zowel links als rechts te situeren – is dat schijn. Een tactische opstelling. Willen Wallonië, het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de Franse Gemeenschap op een aanvaardbaar niveau blijven functioneren, dan hebben zij nieuwe onderhandelingen over de Financieringswet nodig. Extra middelen zijn er niet te bedenken. Ook als de Europese Unie de komende jaren economisch stand houdt en geopolitiek aansterkt, zal België de broeksriem stevig moeten aansnoeren. Aan Franstalige kant doet dit het spookbeeld van een nieuwe gelehesjestoestanden opdoemen. In de interpretatie van ‘rattachist’ Jules Gheude rest Wallonië bij een verder uitdiepen van de crisis alleen de sprong richting Frankrijk.
De Belgische crisis is economisch van aard, dat blijkt ook uit de crisis die de Vlaamse maakindustrie doormaakt, maar ze is onbetwistbaar ook institutioneel. De groeiende kloof tussen Vlaanderen en Franstalig België ontkennen, vergt een zeer ingewikkelde oefening. Een kloof van taalkundig-culturele, maar beslist ook nog altijd van ideologische aard. Pogingen om die te relativeren, lijken weinig overtuigend. Alle naoorlogse pogingen om definitief met die ingebakken ‘dualiteit’ van België om te springen, blijken gefaald te hebben. Hoe gaan wij daar de komende jaren mee om?
De Belgische staat, in zijn geheel genomen, lijkt niet in staat om de burgers te geven wat die in 2023 van dat politiek verband verwachten. Een deel van de politieke ‘klasse’ – ook aan de Vlaamse kant – flirt met een herfederalisering van bevoegdheden. Nog los van de kostprijs van zo’n operatie zou zo’n wending voorbijgaan aan het proces dat in eerdere decennia tot defederalisering van bevoegdheden leidde – vaak een fundamenteel andere kijk op het functioneren van de overheid. Dat ook de Vlaamse overheid niet volledig geworden is wat daarvan verwacht werd, doet hier ten gronde geen afbreuk aan. De kwalen die deze vertoont, hebben te maken met kopieergedrag van de oude Belgische zeden. Als die ergens politiek kunnen geremedieerd worden, is dat niet op het federale niveau.
Responsabilisering
In Vlaanderen is er een sterke stroming aanwezig die alleen een oplossing voor ’s lands problemen ziet in een verderzetting – in verschillende toonaarden – van de defederalisering, met een op zijn minst veel duidelijker afgebakende bevoegdheidsverdeling tussen federaal en deelstatelijk en een verregaande ‘responsabilisering’ op fiscaal en budgettair niveau van Vlaanderen en van de andere componenten van België.
Hoe je het draait of keert – dit is een fundamenteel probleem dat vroeg of laat op de politieke agenda komt. Ook een meerderheid van de Vlamingen is wars van politieke avonturen, voornamelijk omdat die plaats dreigen te grijpen in een moeilijke economische en geopolitieke constellatie. België was nooit een ‘eiland’ binnen Europa. Ook lang voor het land zijn naam kreeg, was het een buffergebied tussen de omliggende grotere politieke verbanden. Dat statuut kreeg het formeel nog eens opgelegd door het Congres van Wenen in 1814-1815, en het werd nog eens extra bevestigd bij zijn formele erkenning in 1831-1839. Ook de Europese Unie heeft dat statuut niet wezenlijk veranderd. De rest van Europa maalt alleen om België en zijn problemen in de context van dat nog altijd aanwezige spanningsveld tussen Duitsland, Frankrijk en momenteel in mindere mate het Verenigd Koninkrijk.
Het denkwerk rond de samenhang tussen dat internationale kader en het groeiende interne spanningsveld is jarenlang stilgevallen, onder meer omdat ook de leidende Vlaamse politieke krachten in de twee voorbije decennia pogingen ondernamen om de zaken zo goed en zo kwaad als het ging op basis van een Belgische consensus te regelen. Nederland heeft zijn traditionele onverschilligheid ten aanzien van de binnenlandse ontwikkelingen in zijn zuidelijk buurland genuanceerd. Den Haag houdt anno 2023 rekening met de autonomie die Vlaanderen verwierf. Maar een actieve opstelling van Nederland in geval van oplopende spanningen binnen België valt niet te verwachten.
Het is vanuit dit complex geheel aan beschouwingen en inzichten dat de idee groeide om een brede ‘verkenning’ van de problematiek uit te voeren en een informeel netwerk op te zetten. Wat leeft er nu echt in kringen die er toe doen rond ‘2024’ en later? Komen wij na de verkiezingen van mei toch nog in een totale intern-Belgische impasse terecht? Kan er een Vlaams minimumprogramma tot stand komen om de totale politieke en economische kladderadatsch te vermijden? Op basis van welke formules kan er onderhandeld worden om de brede welvaart die Vlaanderen nog kenmerkt te redden? En hoe moet het dan met de armlastige delen van het koninkrijk? Binnen welk geheel kan hun verdere aftakeling – die op tal van vlakken nadelig zou zijn voor die Vlaamse welvaart – voorkomen worden? Hoe moet het met de solidariteit ten aanzien van Franstalig België?
Welk Vlaanderen?
Overigens kan de institutionele toekomst van Vlaanderen niet los gezien worden van de concrete invulling van onze autonomie. Om een wervend verhaal over Vlaanderen te brengen, zeker naar jongere generaties, past het ook om aandacht te hebben voor de problemen waar de huidige Vlaamse regering en onze hele samenleving mee kampen: het behoud van een rechtvaardig en billijk stelsel van sociale zekerheid, de diepergaande integratie van nieuwkomers en van een tweede en derde generatie inwijkelingen, de uitbouw van noodzakelijke infrastructuur en de problemen waarop dit in ons dichtbewoonde land vaak stoot, de toekomst van onze landbouw gekoppeld aan die van onze bredere economie en van ons milieu. Een economie maximaal gericht op innovatie. Een autonoom Vlaanderen moet ook instaan voor een sterkere zorg, voor jong en voor oud. De wijze waarop wij in de beloken Covid-tijd met onze zwaarzieken en met onze bejaarden in isolement zijn omgesprongen, is niet voor herhaling vatbaar.
Cultuur is een van de sterkhouders van de Vlaamse identiteit. Een ‘Kulturkampf’ tussen overheid en de cultuursector kunnen wij missen als kiespijn. En een sterke aandacht is uiteraard vereist om de pijnlijk-zwakke resultaten van ons onderwijs opnieuw naar het hoogste peil te trekken. Om deze en alle andere maatschappelijke aandachtsvelden op topniveau te brengen, is een eerlijk fiscaal beleid aangewezen, dat oog blijft hebben voor het grote evenwicht tussen uitgaven en inkomsten. Toekomstige generaties worden al met de gevolgen van een expansieve federale schuld geconfronteerd. Het past Vlaanderen om in de huidige context snel naar een evenwicht te streven, ondanks zijn beperkte eigen middelen. In alle toekomstige constellaties moet Vlaanderen zijn soortelijk gewicht inzetten om de totaliteit van de overheidsfinanciën zo snel mogelijk tot een gezond evenwicht terug te brengen en de deelstaten ten volle te responsabiliseren. Vlaanderen moet ook de hand houden aan zijn buitenlands beleid, met een ‘noordelijk’ accent, gericht op een gepast evenwicht tussen soevereiniteit en Europese samenwerking.
Om aan een oplossing voor die fundamentele vragen bij te dragen, is een brede, informele en politiek en intellectueel onpartijdige ‘bevraging’ nodig van dié personen en groepen die hoe dan ook de toekomst van Vlaanderen en van België zullen bepalen. Dat ligt aan de basis van het voornemen om 3 een bescheiden ‘denktank’ in het leven te roepen, met de oprichting van een vzw die de werknaam ‘Centrum Lieven Gevaert’ kreeg, een verwijzing naar een van de kopstukken van de beweging van sociaal- en Vlaamsgezinde ondernemers die in het begin van de vorige eeuw aan de basis lagen van de brede emancipatie van Vlaanderen en van zijn bevolking. Het is vanuit alle voorgaande beschouwingen dat de vzw Gevaert en zo breed mogelijk, informeel netwerk, wil uitbouwen.